Hoe de vrijstelling voor sociaal passief berekenen vanaf 2019?

Door het invoeren van het eenheidsstatuut lagen de kosten voor sommige bedrijven beduidend hoger dan voordien. Omwille hiervan is de vrijstelling voor sociaal passief ten gevolge van het eenheidsstatuut ingevoerd, die geldt vanaf 1 januari 2019. Deze geldt bovendien ook voor werkgevers die niet negatief werden beïnvloedt door het eenheidsstatuut.


Hoe wordt deze vrijstelling nu berekend? Het wordt berekend als drie weken bezoldiging per begonnen dienstjaar. Dit bedrag is echter geplafonneerd tot 100% van de bezoldiging op de eerste schijf tot €1.500, 30% van de tweede schijf tot €2.600 en geldt niet voor alle schijven van bezoldigingen boven €2.600. Verder wordt vanaf het 21ste dienstjaar het aantal bijkomende weken herleid tot één. De vrijstelling wordt bovendien verspreidt over 5 jaar met 80% in het eerste jaar en 20% in alle volgende jaren. De vrijstelling is pas geldende vanaf de werknemer aan zijn/haar zesde dienstjaar begint.

Om in aanmerking te komen voor deze vrijstelling moet de werkgever een nominatieve lijst van tewerkgestelde werknemers aanleggen en een positief belastbaar resultaat hebben.

Bron: Fiscaal Pro, nummer 4 (2019)

Onbelast bijverdienen? Dit moet u weten

Onbelast bijverdienen

Wie in zijn vrije tijd tegen betaling bijklust, mag binnenkort tot 6.000 euro per jaar bijverdienenzonder dat hij daarop belastingen of sociale bijdragen hoeft betalen. Het gaat daarbij zowel om klusjes voor particulieren als om verenigingswerk, bijvoorbeeld als sportcoach of begeleider van schooluitstappen. De regeling geldt ook voor erkende deelplatformen.

De regeling zou aanvankelijk in werking treden op 20 februari 2018, maar door een belangenconflict is dat uitgesteld. Het is nog niet duidelijk wanneer de nieuwe regeling in werking treedt.

Voorwaarden

Voor wie?

  • werknemers die minimaal 4/5 werken
  • zelfstandigen in hoofdberoep
  • gepensioneerden.

Wie een werkloosheidsuitkering ontvangt of via tijdskrediet of een thematisch verlof de loopbaan onderbreekt, kan niet in het systeem stappen. Wie Vlaams zorgkrediet opneemt, kan dat wel.

Voor welke activiteiten?

Het nieuwe statuut is van toepassing op:

Procedure

Wilt u onbelast bijklussen, dan zult u zich moeten melden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) via een elektronische applicatie. Via die app zal zowel de opdrachtgever als de bijklusser de inkomsten kunnen aangeven. De RSZ zal die informatie delen met de fiscus en met het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) om controles mogelijk te maken. Overschrijdt het inkomen de grens van 6.000 euro per jaar, dan zullen alle aangegeven bedragen worden beschouwd als beroepsinkomsten.

Voordeel Winstpremie?

1. Welk soort premie?

Het betreft een winstpremie, namelijk een premie die in geld wordt toegekend ingeval een vennootschap (of een groep van vennootschappen) een deel of het geheel van de winst van een boekjaar wil verdelen onder de werknemers (winst na belastingen).

De winstpremie is hetzij:

  • identiek: het bedrag ervan is gelijk voor alle werknemers of het bedrag ervan stemt overeen met een gelijk percentage van het loon van alle werknemers;
  • gecategoriseerd: verschillende premie voor elke werknemerscategorie waarvan het bedrag  afhankelijk is van een verdeelsleutel die wordt toegepast op basis van objectieve criteria (die niet mogen leiden tot een differentiatie van de voordelen die groter is dan een verhouding tussen 1 en 10):
    – anciënniteit
    – graad
    – functie
    – weddeschaal
    – bezoldigingsniveau
    – opleidingsniveau

2. Voor wie?

De werkgever moet een vennootschap (of een groep van vennootschappen) zijn die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan de belasting van niet-inwoners. De vzw’s, de openbare instellingen en administraties worden dus niet beoogd.

De begunstigden zijn de werknemers die, al of niet krachtens een arbeidsovereenkomst, tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon (band van ondergeschiktheid). De bedrijfsleiders die een mandaat van bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of vergelijkbare functies uitoefenen, kunnen dit voordeel niet bekomen.

Bovendien is deze premie verplicht collectief en kan ze niet worden toegekend op basis van de individuele prestaties van elke werknemer.

3. Zijn er voorwaarden na te leven?

De premie mag niet worden ingevoerd ter vervanging van een bestaand loon. Het betreft een premie die erbij moet komen en niet kan worden ingevoerd met het doel een deel van het loon te verschuiven naar een aantrekkelijkere premie (antimisbruikmaatregel).

4. Is er een maximumbedrag?

Het totale bedrag van de premie mag niet hoger zijn dan 30% van de totale brutoloonmassa.

5. Hoe de premie invoeren?

5.1. Algemeen

De premie wordt op initiatief van de werkgever ingevoerd. Het betreft dus een eenzijdige beslissing van de werkgever om de winstpremie al dan niet toe te kennen.

Deze premie is niet-recurrent. Het feit de premie in een bepaald jaar te betalen, houdt niet in dat ze automatisch wordt toegekend tijdens de volgende jaren.

5.2. Identieke winstpremie

Een eenvoudige beslissing bij een gewone meerderheid van stemmen van de gewone of buitengewone algemene vergadering volstaat om een identieke winstpremie toe te kennen.

Het proces-verbaal van deze vergadering moet de volgende vermeldingen bevatten:

  • het identieke bedrag of het identieke percentage van het loon;
  • als het een percentage van het loon betreft, de wijze waarop dit loon zal worden berekend;
  • de toekenningsregels als er een anciënniteitsvoorwaarde is voorzien (maximum 1 jaar en er wordt rekening gehouden met alle opeenvolgende arbeidsovereenkomsten);
  • de pro rata regels in geval van vrijwillige schorsing of verbreking van de arbeidsovereenkomst (behalve in geval van dringende reden).

Ten slotte moet de werkgever aan de werknemers meedelen dat hij beslist heeft een identieke winstpremie toe te kennen. Deze mededeling moet schriftelijk gebeuren (brief, e-mail, publicatie op het intranet of enige andere schriftelijke methode die de werkgever schikt).

5.3. Gecategoriseerde winstpremie

Voor de invoering van een gecategoriseerde premie moet de procedure die al bestaat voor de invoering van een participatieplan worden gevolgd:

  • als er een vakbondsafvaardiging in de onderneming is: afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst;
  • als er geen vakbondsafvaardiging in de onderneming is: de werkgever heeft de keuze tussen het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst en de procedure van de invoering via toetredingsakte.

6. Welke sociale en fiscale regeling?

6.1. Aspecten van sociale zekerheid

Deze premie is niet onderworpen aan de gewone sociale zekerheidsbijdragen:

  • werkgever: geen bijdrage te betalen;
  • werknemer: wel een solidariteitsbijdrage gelijk aan 13,07% van het bedrag van de premie.

6.2. Fiscale behandeling

In hoofde van de werknemer is deze premie onderworpen aan een belasting van 7% (belasting gelijkgesteld met de inkomstenbelasting). Ze zal bovendien worden vermeld op het aanslagbiljet.

In hoofde van de werkgever wordt deze winstparticipatie beschouwd als een verworpen uitgave voor de vennootschapsbelasting. Ze is dan ook onderworpen aan het tarief van 29% dat voor 2018 werd aangekondigd.

7. Komt deze premie in aanmerking voor de loonnorm?

Nee, het betreft een loonbestanddeel waarmee geen rekening wordt gehouden voor de berekening van de loonnorm (uit het begrip loonkost uitgesloten bestanddeel).

8. Hoe deze premie situeren ten opzichte van wat al bestaat?

In de tabel hieronder vergelijken we vier types van “resultaatsgebonden voordelen” vertrekkend van een brutobedrag van 3313 EUR toe te kennen aan de werknemer in 2018.

 

   

Cao nr. 90

Niet-recurrent resultaatsgebonden voordeel

 

 

Winstpremie

 

Warrants

 

 

Klassieke bonus

   

Collectief voordeel (alle werknemers of objectieve categorie)

 

 

Collectief voordeel

 

Individueel voordeel

 

Individueel voordeel

 

Kost werkgever

 

 

4406,291

 

4704,622

 

3313

 

4141,253

 

Bruto

 

 

3313

 

3313

 

3313

 

3313

 

RSZ

 

 

433,004

 

 

433,004

 

 

0

 

433,004

 

Belastbaar

 

 

2880

 

2880

 

3313

 

2880

 

Belasting

 

 

0

 

201,605

 

1772,456

 

1540,806

 

Netto

 

 

2880

 

2678,40

 

1540,55

 

1339,20

 

Ratio netto werknemer/kost werkgever

 

 

65,36%

 

56,93%

 

46,50%

 

32,34%

1 Bijdrage 33%
2 Simulatie Vennootschapsbelasting op verworpen uitgave (29,58% voorzien voor 2018)
3 Basisbijdrage 25% (voorzien voor 2018)
4 13,07%
5 Belasting 7%
6 Maximumtarief 53,5%

9. Vanaf wanneer?

De nieuwe maatregelen zijn op 1 januari 2018 in werking getreden met dien verstande dat de premies pas kunnen worden toegekend op basis van de winst van het boekjaar dat ten vroegste op 30 september 2017 werd afgesloten.

Bron: Programmawet van 25 december 2017, BS 29 december 2017.

Groepsverzekeringen voor zelfstandigen – weldra iets voor u?

Hoort bij Ministerraad van 6 oktober 2017

De ministerraad keurt op voorstel van minister van Financiën Johan Van Overtveldt een voorontwerp van wet goed dat het fiscale luik regelt van de nieuwe aanvullende pensioenen voor zelfstandigen.

Overeenkomstig het regeerakkoord beschikken de zelfstandigen die actief zijn als natuurlijke personen voortaan over de mogelijkheid om naast hun vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) een tweede pijler te verwerven die vergelijkbaar is met die van de zelfstandige bedrijfsleiders. Het voorontwerp van wet, dat vandaag werd goedgekeurd, regelt het fiscale luik van die nieuwe aanvullende pensioenen voor zelfstandigen. Op het vlak van de inkomstenbelastingen houdt dit het volgende in:

  • de bijdragen voor het aanvullend pensioen komen in aanmerking voor een federale belastingvermindering aan 30 %
  • het bedrag van de bijdragen dat in aanmerking komt voor een belastingvermindering wordt bepaald in functie van een aangepaste 80 %-regel
  • de uitkeringen vanaf de vroegst mogelijke pensioenleeftijd of naar aanleiding van het overlijden van de aangeslotene worden in principe belast in de inkomstenbelasting tegen het tarief van 10 %

Er wordt ook voorgesteld om de bijdragen en premies te onderwerpen aan de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen tegen het tarief van 4,4 %.

Het voorontwerp wordt voor advies overgemaakt aan de Raad van State

Fiscale maatregelen die u in het nieuwe jaar mag verwachten:

slide-begrotting-2017

Uit de powerpoint over de begroting van de premier: klik hier om te raadplegen

 

Roerende voorheffing (RV) verhoogd naar 30 %

De standaardtarief roerende voorheffing wordt verhoogd van 27% naar 30% per 1 januari 2017.

Dit wil onder meer zeggen dat op interesten betaald of toegekend door een vennootschap vanaf 1 januari 2017 het RV-tarief altijd 30% bedraagt, ongeacht of de interesten betaald worden op een rekening-courant (R/C) of op een termijnlening en ongeacht wanneer de lening is afgesloten.

Historisch verhoging standaardtarief RV:

  • sinds ergens jaren 80: 15%
  • 1 jan 2012: 21% (regering Di rupo)
  • 1 jan 2013: 25% (regering Di rupo)
  • 1 jan 2016: 27% (regering Michel)
  • 1 jan 2017: 30% (regering Michel)

Het standaardtarief geldt niet voor dividenden uit ‘vastgeklikte reserves’ (indien de ‘sperperiode wordt gerespecteerd) of een liquidatiereserve, of voor zgn. vvpr-bis-dividenden.

Het 17% RV-tarief wordt verhoogd naar 20% wanneer de uitkering van dividenden uit deze liquidatiereserve plaatsvindt binnen de 5 jarige sperperiode. Dit geldt ook vanaf 1 januari 2017 maar slechts op de aangroei van  liquidatiereserves (die zijn aangelegd voor een belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is met het aanslagjaar 2018) en niet voor de voorheen aangelegde reserves.

Voor de interesten van gereglementeerde spaarrekeningen die het vrijgestelde bedrag overschrijden, blijven zowel het tarief van 15% als de vrijstellingsmodaliteiten voorlopig onveranderd.

Een overzicht van de RV-tarieven vanaf 1 januari 2017:

  • Rv op gereglementeerde spaarrekeningen (boven de eerste vrijgestelde schijf van interesten tot 1.880 euro) blijft 15%
  • RV op dividenden van vastgoedbevak of gereglementeerde vastgoedvennootschap blijft 15%
  • RV op termijnrekeningen gaat van 27 naar 30%
  • RV op kasbons gaat van 27 naar 30%
  • RV op obligaties gaat van 27 naar 30%
  • RV op andere staatsbons gaat van 27 naar 30%
  • RV op volksleningen gaat van 27 naar 30%
  • RV op aandelen gaat van 27 naar 30%

 

Beurstaks

De beurstaks wordt uitgebreid voor Belgen die via buitenlandse brokers handelen. Bovendien zullen de huidige plafonds waarop de beurstaks van toepassing is, worden verdubbeld.

Deze ingreep vervangt de speculatietaks die wordt geschrapt.

Er wordt verwacht dat in de loop van 2017 de uitwisseling van financiële informatie tussen de belastingdiensten van de Europese lidstaten zal gebeuren volgens de Common Reporting Standard die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling heeft opgesteld. Die uitwisseling van informatie slaat niet alleen op intresten (in tegenstelling tot de vroegere Spaarrichtlijn) maar ook op dividenden en meerwaarden.

 

Einde achterpoort voor niet-belaste interne meerwaarden

Een techniek om roerende voorheffing (i.e. 30% vanaf 01.01.2017) te ontwijken is de inbreng van aandelen van de werkvennootschap in een holdingvennootschap, gevolgd door:

Stap 1 : de opstroom van dividenden vanuit de exploitatievennootschap naar de holding;
Stap 2 : een kapitaalvermindering in de holding.

Op die manier worden gelden uit de werkvennootschap gehaald aan 1,69 %.

Hier zullen enerzijds gerichte controles op gedaan worden en anderzijds zal voor de vanaf 1/1/2017 gedane inbrengen deze situatie worden aangepakt door een aanpassing van de wetgeving, namelijk door middel van de aanpassing van de definitie van ‘gestort kapitaal’.

 

Bedrijfswagens

Brandstof en tankkaarten

tankstationNaast de reeds bestaande belasting op bedrijfswagens, komt er ook een belasting op de vaak bijbehorende tankkaarten. Die belasting is te betalen door de werkgever.

Het komt neer op een wijziging van de manier waarop het gedeelte te verwerpen kosten van een bedrijfswagen moet worden berekend in hoofde van de vennootschap.

Het bedrag van het voordeel alle aard – bedrijfswagen die belast wordt bij de genieter van het voordeel blijft onveranderd. De berekening van dit voordeel is gebaseerd op de CO² uitstoot, type brandstof, de datum van ingebruikstelling en de aanschaffingsprijs van de wagen.

Of de genieter al dan niet een tankkaart samen met de bedrijfswagen krijgt, beïnvloedt  het belastbare voordeel niet.

De fiscale kostprijs voor de vennootschap gaat wel omhoog.

De verworpen uitgaven ten belope van 17% wordt verhoogd naar 40% indien de brandstofkosten ‘verbonden met het persoonlijk gebruik’ volledig of gedeeltelijk ten laste wordt genomen door de vennootschap.


Eigen bijdrage

Het voordeel alle aard – bedrijfswagen kan verminderd  worden door het betalen van een eigen bijdrage door de genieter.

De eigen bijdrage zorgt voor een daling van de verworpen uitgaven namens de vennootschap omdat de berekeningsbasis, i.e. het voordeel alle aard, verminderd of te niet wordt gedaan.

De wijziging komt er op neer dat de berekeningsbasis wordt veranderd van het ‘belastbare’ naar het in ‘principe’ belastbaar voordeel.

Door de ‘eigen bijdrage’ buiten spel te zetten, zal de vennootschap steeds belast worden op een verworpen uitgave van 17% of 40% en dit  zelfs in gevallen waar geen belastbaar voordeel alle aard – bedrijfswagen in hoofde van de genieter (wegens eigen bijdrage).

Beide maatregelen doen hun intrede op 1 januari 2017

 

Mobiliteitsbudget

Tegen april 2017 zal er een kader uitgewerkt worden waarbinnen werknemers in wiens loonpakket een bedrijfswagen (met of zonder tankkaart) vervat zit, kunnen kiezen om, met het akkoord van hun werkgever, de bedrijfswagen (en desgevallend tankkaart) om te zetten in

  • een mobiliteitsbudget
  • of in de vorm van een bijkomend nettoloon.

Het bedrag dient fiscaal en parafiscaal op gelijkaardige wijze te worden behandeld als de bedrijfswagen. Mijn beoogt budgetneutraliteit, zowel voor de individuele werkgever, de individuele werknemer als de overheid.

De modaliteiten moeten wel nog uitgewerkt worden.

 

Hoe VAA berekenen?

Het belastbaar voordeel van werknemers en bedrijfsleiders stijgt in 2017 aangezien de referentie-CO2-uitstoot daalt en bijgevolg het CO2-percentage stijgt.

Het belastbaar VVA – bedrijfswagen wordt sinds 1 januari 2012 forfaitair geraamd. Dit gebeurt aan de hand van onderstaande formule:

(Cataloguswaarde * degressiviteitscoëfficiënt) * 6/7 * CO2-percentage

Bij Koninklijk Besluit van 24 november 2016 (B.S. 3 december 2016) werd de referentie-CO2-uitstoot voor 2017 vastgelegd:

  Diesel Benzine, LPG en aardgas
2012 95 gr./km. 115 gr./km.
2013 95 gr./km. 116 gr./km.
2014 93 gr./km. 112 gr./km.
2015 91 gr./km. 110 gr./km.
2016 89 gr./km. 107 gr./km.
2017 87 gr./km. 105 gr./km.

 

Solidariteitsbijdrage RSZ

De forfaitaire solidariteitsbijdrage wordt berekend per voertuig dat de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks aan zijn werknemers ter beschikking stelt (i.e. ongeacht de mogelijk werknemers eigen bijdrage).

De aanrekening gebeurt maandelijks en op basis van de CO² uitlaat en type brandstof van de desbetreffende bedrijfswagen. De solidariteitsbijdrage wordt vanaf 1 januari 2017 als volgt vastgesteld:

Voertuigen Formule
 Benzine CO2 gekend: [(Y x 9 EUR) – 768] : 12 x 142,46/114,08
CO2 ongekend: [(182 x 9 EUR) – 768] : 12 x 142,46/114,08 = 90,54
 Diesel CO2 gekend: [(Y x 9 EUR) – 600] : 12 x 142,46/114,08
CO2 ongekend: [(165 x 9 EUR) – 600] : 12 x 142,46/114,08 = 92,10
 LPG [(Y x 9 EUR) – 990] : 12 x 142,46/114,08
 Elektrische 26,01 EUR per maand (= minimum bijdrage)

Y is het CO2-uitstootgehalte in gram per kilometer, zoals vermeld in het gelijkvormigheidsattest of in het proces-verbaal van gelijkvormigheid van het voertuig, of in de gegevensbank van de dienst voor  inschrijving van de voertuigen.